Evangelielezing: Marcus 12: 18-27

 

Ik heb eerlijk gezegd overwogen om voor vanmorgen een andere Bijbellezing te kiezen.

Maar ja, dit verhaal staat voor vandaag op het leesrooster dat we iedere zondag volgen

en de kinderen en de jongeren lezen hetzelfde verhaal vanuit het materiaal dat zij gebruiken.

En die gezamenlijkheid is ook weer mooi.

Maar het voelt als een vreemd en vervreemdend verhaal, onze evangelielezing,

zeker voor deze gedachtenisviering.

Waarin ieder zijn of haar eigen gedachten en gevoelens rond overlijden en dood met zich meedraagt.

Wat moet je dan met zo’n verhaal dat, denk ik, ver van ons af staat.

Alleen al vanwege de stereotype relatie en man-vrouw verhoudingen.

Een vrouw, in die tijd afhankelijk van haar man, trouwt nadat ze steeds kinderloos weduwe is geworden tot 7 keer toe steeds met de volgende broer.

Zo was de regel, een broer moest zorgen voor nakomelingen, zo bleef de naam van de overledene in stand, en een vrouw had geen inkomen en als ze geen kinderen had ook geen kinderen om voor haar te zorgen,

en zij mocht niet zonder verzorging achterblijven.

Eigenlijk een hele sociale regel dus, maar niet meer van onze tijd.

 

En dan dat hele concrete, uitgetekende beeld van het leven hierna, na de dood en de opstanding uit de dood.

Alsof het huidige leven dan op precies dezelfde wijze verder gaat:

André Hazes weer op een barkruk met een biertje, Johan Cruijff nog steeds weergaloos voetballend, Opa en Oma samen genietend in hun tuin,

een veel te jong gestorven kind dat vrolijk rondfietst op een driewieler of vul maar in.

Zo’n uitgetekend beeld van het leven hierna roept even concrete vragen op als:

Zullen we elkaar dan weer zien en herkennen?

Hoe kunnen al die miljoenen mensen die door de eeuwen heen hebben geleefd samen in de hemel of op die nieuwe wereld wonen?

In gesprekken blijkt vaak dat veel van ons niet meer zo’n concreet, uitgetekend beeld hebben van het leven hierna.

 

Het is een strikvraag van de Sadduceeën die helemaal niet in de opstanding van de doden geloven.

De Sadduceeën waren schriftgeleerden die zich voor hun geloof alleen baseerden op de eerste vijf Bijbelboeken, de boeken van Mozes, en daarin wordt niet gesproken over de opstanding uit de dood, dus geloven zij daar niet in.

Maar met hun absurde vraag over de vrouw die tot 7 keer toe kinderloos weduwe wordt,

waarmee ze dus helemaal voorbijgaan aan het verdriet om het verlies van je geliefde, het verdriet vanwege kinderloosheid,

met hun strikvraag proberen ze Jezus te testen, waarschijnlijk om hem het zwijgen op te leggen en van hem af te komen.

 

Maar Jezus gaat niet in op hun slimmigheid.

Alsof hij wil zeggen: dit soort theoretische discussies over het leven hierna heeft geen zin.

We weten niet hoe het zal zijn na de dood, dat is een grens waar wij niet aan voorbij kunnen kijken.

Als de Bijbel daar al over spreekt of als Jezus daar iets over zegt dan is dat altijd in beelden, gelijkenissen.

En we hoeven dat ook niet te weten, hoe het is na dit leven, hoe het er dan uitziet, daar gaat het niet om, daar gaat geloven niet over,

geloven gaat over hoe nú te leven, te kunnen leven.

 

Jezus begint met te zeggen dat het leven hierna van een heel andere orde is dan het leven nu.

Het gaat niet op dezelfde manier verder als het er hier aan toe gaat.

En gelukkig maar voor al die mensen die veel tegenslag kennen in hun leven, die slachtoffer zijn van machthebbers en andere ellende.

‘Ze zijn als engelen in de hemel’, zegt Jezus, over de doden,

ook weer een beeld waarmee we eigenlijk nog niets weten, maar dat wel zegt dat de gestorvenen zijn in de nabijheid van God.

En meer hoeven we daar niet van te weten.

 

Het gaat bij zaken als dood en opstanding niet over intellectuele theologische discussies.

Jezus tilt het gesprek naar een ander niveau.

Denk aan hoe God zich bij de brandende braamstruik voorstelt aan Mozes, zegt Jezus.

‘Ik ben de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob”, één voor één, heel persoonlijk noemt God hen.

De voorvaderen van Mozes die toen natuurlijk al lang dood waren.

Maar ook nog steeds met God verbonden zijn, God met hen, ieder van hen.

Zo leven ze voor God.

 

Een verbondenheid waar wij ons misschien iets bij voor kunnen stellen.

Als wij straks namen noemen of een lichtje aansteken voor iemand, een geliefde die overleden is, dan voelen we ons met hem of haar verbonden.

Zoals misschien ook op andere momenten als je naar hun foto kijkt, herinneringen ophaalt, wat hij of zij altijd zei of deed.

Zo zeggen we dat toch soms ook: de herinnering aan hem of haar levend houden.

Verbondenheid over de grens van de dood heen.

 

Dat is misschien ook wat Jezus bedoelt.

Een verbondenheid met God die eeuwig is, die dit leven overstijgt, die blijft ook voorbij de grens van leven en dood.

Dat is niet iets van zeker weten en kunnen beredeneren of bewijzen,

dat is geloof, misschien nog meer vertrouwen dat ons door de eeuwen heen is doorgegeven, dat mensen hebben ervaren en heeft gedragen in hun leven.

 

Vertrouwen dat ook ons mag dragen, ook in momenten, tijden van verlies en verdriet.

Als je voelt dat het einde van het leven, de dood voor jou dichterbij komt.

Ook als we vanuit verlies en verdriet ons leven weer proberen op te pakken, weer vreugde en geluk hopen te ervaren.

In blijvende verbondenheid met hen die ons zijn voorgegaan,

in verbondenheid met de Eeuwige, God van levenden,

die ons en allen die ons zijn voorgegaan blijvend draagt met liefde en omringt met licht.

 

Volgende kerkdienst

  • Eerstvolgende kerkdienst is op
    zondag 24 november om 10:00 uur
    Voorganger:
    ds. J.A. Compagner

Save
Cookies user preferences
De Twitter feed benodigt toestemming voor cookies, maar u mag deze ook weigeren.
Alles accepteren
Alles weigeren
Analytics
Tools used to analyze the data to measure the effectiveness of a website and to understand how it works.
Twitter
Accepteren
Weigeren