Het kerkelijk jaar
Het kerkelijk jaar begint, anders dan het kalenderjaar, rond begin december met de eerste Adventszondag. Het begin van het nieuwe kerkelijk jaar begint dus met de verwachting van de komst van het Licht der Wereld, die komst vieren wij op het Kerstfeest.
Tijdens de 4 Adventszondagen is de kleur in de kerk Paars, kleur van bezinning en inkeer.
Op het kerstfeest is de kleur wit: de feestkleur, kleur van het licht.
Daarna volgt het kerkelijk jaar de gang langs de grote christelijke feesten:
Epifanie, de eerste zondag van januari, Epifanie betekent verschijning: namelijk van de Heer, we lezen op deze zondagen de verhalen over het eerste optreden van Jezus; tot en met Epifanie is de kleur wit.
Daarna is een aantal zondagen de kleur in de kerk groen.
De tijd voor Pasen noemen we de 40 dagentijd, lijdenstijd of vastentijd, in deze 40 dagen bereiden we ons voor op het Paasfeest, het is een tijd van bezinning en inkeer, eventueel vasten.
Tijdens deze 40 dagen is de kleur in de kerk paars.
De laatste zondag van de 40-dagentijd is Palmzondag, in de kerk wordt gelezen over de intocht van Jezus in Jeruzalem en de kinderen gaan in de kerk rond met zelfgemaakte palmpaasstokken.
De donderdag voor Pasen noemen we de Witte Donderdag, dan staan we stil bij de laatste maaltijd die Jezus hield met zijn discipelen voor zijn sterven. Die maaltijd was de joodse Paschamaaltijd, voor ons is die maaltijd geworden tot de instelling van het Avondmaal.
De kleur in de viering op Witte Donderdag is wit. In deze dienst wordt het avondmaal gevierd.
Op Goede Vrijdag staan we in een sobere dienst stil bij het sterven van Jezus, het lijdensevangelie wordt gelezen. De kleur in deze dienst is paars of rood (of zwart).
Stille Zaterdag wordt een Paaswake gehouden met daarin de overgang naar het feest van de opstanding. De kleur verandert van Paars naar Wit.
De nieuwe Paaskaars wordt binnengedragen, we horen het Opstandingsevangelie en vieren de maaltijd van de Opgestane Heer Jezus.
Paasmorgen vieren we in een feestelijke dienst de opstanding van Jezus, de kleur is uiteraard wit: de feestkleur.
De kleur in de kerk blijft dan wit tot en met de zondag na Hemelvaartsdag.
Op Hemelvaartsdag lezen we hoe de discipelen achterblijven na de Hemelvaart van Jezus: zij (en wij als kerk) ontvangen de opdracht om het goede nieuws van het evangelie in de wereld te verkondigen.
De zondag daarna, Pinksteren, is de kleur rood: we vieren de uitstorting van de Heilige Geest, we ontvangen Gods Geestkracht voor ons werk in de wereld. Je zou Pinksteren ook de geboortedag van de kerk kunnen noemen.
Nog eenmaal is na Pinksteren de kleur wit, zondag Trinitatis: van de drie-eenheid: Vader, Zoon en Heilige Geest. Daarna is de kleur groen tot Advent.
Op de laatste zondag voor Advent, de laatste zondag van het kerkelijk jaar, noemen en herdenken we de namen van gemeenteleden of mensen in onze omgeving die het afgelopen kerkelijk jaar of langer geleden zijn overleden. In deze dienst vieren we het avondmaal, want we gedenken in vertrouwen op Gods toekomst, en ook al bijna in het licht van Advent, verwachting van de komst van het Licht der Wereld.
De kleuren in de kerk
Wie in de kerkzaal rondkijkt ziet dat op de kansel (en eventueel de tafel) een kleed hangt dat wat betreft de kleur overeenkomt met de stola van de dominee.
Dit noemen we de antependia.
Deze kleuren geven aan op welk moment in het kerkelijk jaar we ons in de kerk bevinden.
In onze diensten gebruiken we 4 kleuren:
Wit, de enige bijbelse kleur: de feestkleur, reinheid, licht | |
Paars, de kleur van ingetogenheid, bezinning en inkeer, boete, rouw. | |
Rood, de kleur van vuur, verwijzend naar de Heilige Geest. Ook de kleur van liefde, of van het bloed van het martelaarschap. | |
Groen, de kleur van hoop, groei, toekomst, het goede leven. |
In sommige kerken gebruikt men ook de kleur roze: vermenging van paars en wit, deze kan gebruikt worden op de derde zondag van de tijd voor Pasen en Kerst: in de boetetijd teken dat het licht begint door te breken.
Ook wordt soms zwart gebruikt: kleur van rouw, het diepste verdriet.
Behalve de kleuren kunnen ook verschillende symbolen te zien zijn, bijv.:
- Het Christusteken: X en P, de beginletters van de naam van Christus
- De vis: het symbool van de eerst christenen,
- De letters Alpha en Omega, God die het begin en het einde is (Openbaringen. 1:8)
- Broden en vissen, die verwijzingen naar de broodvermenigvuldiging (Johannes 6:9)
- Korenaren of druieventros op het groen,
- Kruis, of het lam Gods op het paars,
- Vlammen vuur op het rood,
- Duif verwijzend naar Pinksteren,
- Kruis op het wit.
Toelichting bij de gezamenlijke vieringen in de Goede of Stille Week voor Pasen in de Dorpskerk en De Toevlucht
De week voor Pasen noemen we de Stille of Goede Week, dit is de laatste week van de 40 dagentijd voor Pasen. In de 40 dagentijd leven we toe naar het Paasfeest. Deze tijd noemen we ook wel de 'Lijdenstijd' of 'vastentijd'. Sommige gelovigen vasten op één of andere manier in deze tijd. Op zondag, de dag van de opstanding van de Heer, hoef je echter niet te vasten. Zo kom je, opgeteld, ook op 40 dagen gerekend vanaf As-woensdag.
Palmzondag
De Stille of Goede week begint op Palmzondag. Op Palmzondag lezen we het verhaal van de intocht van Jezus in Jeruzalem, zittend op een ezel. Kinderen maken palmpaasstokken met verschillende symbolen die verwijzen naar het verhaal van Pasen: de haan van brood: de haan die kraaide bij het verraad van Petrus, maar ook de nieuwe dag aankondigt, het brood van het laatste avondmaal; soms ook een krans van brood: de doornenkroon; de buxustakjes verwijzen naar de palmtakken bij de intocht en als groene takjes zijn ze beeld van het leven dat de dood overwint, de vruchten zijn symbool van vruchtbaarheid en van zaden die sterven om weer te gaan bloeien; de rozijnen zijn gedroogde druiven, een dertigtal in een zakje verwijzen naar de zilverstukken die Judas kreeg voor zijn verraad. De palmpaasstok symboliseert aan de ene kant de feestelijke intocht en aan de andere kant verwijst het naar het lijden en de dood van Christus. De stokken zijn bedoeld als leermiddel om het verhaal van lijden en opstanding te vertellen voorafgaande aan het paasfeest.
Vespers (19.30 uur)
Op maandag, dinsdag en woensdag avond worden vespers, gebedsdiensten, gehouden. We lezen gedeelten uit het oude testament, zingen een psalm en lezen uit één van de evangeliën om ons voor te bereiden om de viering van het Paasfeest, op de weg die Jezus gegaan is door de dood heen naar het leven.
De drie dagen
Tijdens de drie dagen voor Pasen volgen wij de weg die Jezus gegaan is, zo gedenken wij zijn sterven en opstanding. De drie diensten van donderdag, vrijdag en zaterdag vormen één geheel, zijn a.h.w één viering.
Witte Donderdag (19.30 uur)
Op Witte Donderdag vieren wij een dienst van Schrift en Tafel. Dit is de nacht van de overlevering, in dubbele betekenis. Het is de overlevering (= traditie) van de maaltijd, in deze nacht begon de traditie van de maaltijd van de Heer, het Avondmaal, maar ook is het de nacht waarin wij de overlevering van Jezus in de handen van de mensen gedenken.
We lezen over de instelling van het Pascha in Israël uit Exodus 12. We lezen hoe, aan de vooravond van zijn lijden, Jezus met de discipelen de joodse paschamaaltijd vierde. De maaltijd waarin het joodse volk gedenkt dat ze bevrijd zijn uit de slavernij van Egypte, en uitgeleid uit Egypte naar het land van belofte. Zij reikten elkaar brood en wijn en Jezus zei: blijf dit doen tot mijn gedachtenis. Door Jezus’ lijden en sterven is deze maaltijd voor ons christenen geworden tot een maaltijd met een nieuwe inhoud: van verlossing van slavernij is het geworden tot verlossing van zonden. De maaltijd waarin wij Jezus’ leven, sterven en opstanding gedenken. Zo delen wij dan ook deze avond brood en wijn.Wij lezen daarbij ook over de voetwassing uit Johannes 13. De evangelist Johannes kent niet, zoals de andere evangelisten, de instelling van het avondmaal aan de vooravond van Jezus’ sterven, maar vertelt van de voetwassing.
Door bijbellezing en het delen van brood en wijn zien, horen en proeven wij hoe Jezus zijn leven deelde. Zo zouden wij het ook willen doen. Wetend, gelovend en belijdend dat wat ons ook overkomen mag, er een exodus, een uittocht, bevrijding en verlossing mogelijk is.
De kleur in deze dienst is wit, de bijbelse feestkleur, kleur van het Koninkrijk van God, het wit wijst ons naar Pasen.
Goede Vrijdag (19.30 uur)
Het ‘goede’ van deze vrijdag is dat Jezus trouw bleef in het lijden, en dat hij daarmee de weg tot God voor ons blijvend heeft geopend.
Deze dienst heeft het karakter van een wake bij het kruis. We staan stil en zijn stil bij het lijden van Jezus. Het verhaal van zijn sterven spreekt voor zich, daarom is er in de dienst geen overdenking, wat zouden onze woorden hieraan kunnen toevoegen?
Er is grote soberheid in liturgie en kerk, er zijn geen bloemen in de kerk, er staat geen avondmaalsstel op de liturgische tafel. Voor en na de dienst is het stil.
Al vanaf de vroegste eeuwen staat op Goede Vrijdag de lezing van het verhaal van het lijden en sterven van Jezus centraal. We horen hoe Jezus geleden heeft en worden stil bij het geheim van Zijn dood.
De kruisverering of kruismeditatie is ook al één van de vroegste centrale elementen in de Goede Vrijdagviering.
We lezen en horen, niet als enkele verleden tijd, maar ook als het hier en nu, want enerzijds staat alles onder het teken van ‘het is volbracht’, anderzijds is er nog steeds de pijn van het lijden en de dood, ook in onze dagen. Daarom buigen wij het hoofd onder de verwijten die God ons mensen maakt. Wij erkennen onze schuld tegenover God: ook wij zijn door ons handelen in ons leven schuldig aan Christus’ dood.
De gebeden aan de voet van het kruis stammen uit de oudste tradities van de Goede Vrijdagdienst.
We bidden de Goede Vrijdag gebeden. Als uitdrukking van het geloof dat het lijden en sterven van Christus van wereldomvattende betekenis is, benoemen de voorbeden al vanaf de vroegste eeuwen breeduit het lijden in kerk en wereld.
Na de woorden over de graflegging en een lied verlaten wij in stilte de kerk.
De kleur is rood, de kleur van het bloed, kleur van martelaarsschap.
Stille Zaterdag: Paaswake (21.00 uur)
Deze nacht is een nacht om te waken voor de Heer. We waken in de nacht, we zien uit naar het licht dat komt. In de oude kerk bracht men deze nacht daadwerkelijk wakend door. De viering begon in de nacht en
werd bij het aanbreken van de nieuwe dag afgesloten met een grote paasjubel.
We lezen verhalen uit het oude testament waarin wij God mogen ontmoeten als een God van leven en van bevrijding, deze verhalen vinden hun hoogtepunt in het lezen van het opstandingevangelie.
Daarbij wordt de nieuwe Paaskaars binnengedragen, die ons het komend jaar zal vergezellen op onze weg: het licht van God gaat met ons leven in ons leven! Wij zingen: ‘Licht van Christus’ en ‘Heer, wij danken U’ en bij het uitgaan ontvangen we allemaal het licht om mee te nemen de wereld in.
Nu mag ook de vreugde weer de toon zetten: de kleur paars, kleur van bezinning en inkeer in de 40-dagentijd wordt wit, de kleur van het licht, van het feest, van de opstanding van de Heer. Het avondmaalsstel en de symbolische schikking worden de kerk binnengedragen.
De dienst in de paasnacht in de oude kerk was het moment waarop nieuwe gemeenteleden werden opgenomen in de gemeente door het teken van de doop. Later ontstond het gebruik dat ook degenen die al eerder gedoopt waren hun doopgeloften vernieuwen. Ook wij mogen deze avond onze doop gedenken. Weten en vieren dat ook wij door het water zijn getrokken, met Christus door de dood heen naar het leven. Het water is enerzijds doodswater (denk aan de oerwateren bij de Schepping, het water van de zondvloed en het dreigende water bij de Exodus). Maar anderzijds is het reinigingswater en levend water van bekering, vernieuwing en geestkracht, door de verbondenheid met Christus. Voor wie dat wil is gelegenheid om naar voren komen om de doopvernieuwing met een kleine daad van opstaan gestalte te geven. U kunt kiezen voor één of beide elementen:
- U kunt langs het doopvont lopen en in gedachten even stilstaan bij uw doop
- met uw hand het doopwater aanraken (of met water een kruisje maken op uw voorhoofd);
Vaak wordt in de Paaswake ook het avondmaal gevierd. We delen samen brood en wijn, de vorm waarin wij het avondmaal vieren is lopend: op uitnodiging van de Heer zelf staan ook wij op om brood en wijn te ontvangen, zo mogen wij deel hebben aan de opstanding van Christus.
De handdruk van de ouderling van dienst.
Iedere kerkdienst is een ouderling aangewezen om eerste ouderling van dienst te zijn. Eén van zijn of haar taken is de dominee een hand te geven voor en na de dienst.
De gedachtegang daarachter is dat een ambtsdrager nooit in zijn of haar eentje het ambtelijk werk doet. Wie op huisbezoek gaat doet dat niet op eigen initiatief maar omdat hij of zij gestuurd en daartoe gemachtigd is door de kerkenraad.
Rond de kerkdienst is het niet anders.
Het is de kerkenraad die de kerkdiensten belegt en de gemeente oproept om samen te komen rond Woord en Sacrament. Daarmee is gegeven dat de kerkenraad in de eerste plaats verantwoordelijk is voor wat er in de kerkdienst wordt gezegd en gedaan.
Die verantwoordelijkheid wordt tot uitdrukking gebracht in de handdruk die de ouderling van dienst aan het begin en aan de einde van de kerkdienst aan de voorganger geeft.
Soms klinken daarbij welgemeende en goedbedoelde woorden als: "Gods zegen, goede dienst, sterkte". Goedbedoelde maar eigenlijk overbodige woorden.
De betekenis van de handdruk zit 'm namelijk in het gebaar. En dat gebaar is veelzeggend genoeg. Die handdruk betekent zoiets als: "Dominee, u doet niet in uw eentje dienst, dat doen we samen. We rekenen erop dat u de dienst goed hebt voorbereid, maar we dragen de verantwoordelijkheid en last van deze kerkdienst samen."
" In het Dienstboek, een proeve (p. 862) hetzelfde: "De handdruk van de ouderling voor in de kerk is een zichtbaar teken waarmee de voorganger zich bevestigd weet in zijn dienstwerk. Daar hoeft niets bij gezegd te worden. Als er toch behoefte is aan woorden, zijn een eenvoudig 'Gods vrede/zegen met u' en een 'Amen' voldoende."
Je hoeft als ouderling van dient dus niets te zeggen, maar als je dat wilt mag het natuurlijk wel. Maar niet zoals een anekdote vertelt: "een goede stoelgang, dominee".
Het kan voorkomen dat de voorganger tijdens de kerkdienst dingen zegt of doet waarmee de andere ambtsdragers niet gelukkig zijn. Hoe zit het dan met die gezamenlijk verantwoordelijkheid?
In de geschiedenis van de kerken is het wel eens voorgekomen dat de ouderling van dienst weigerde de dominee een hand te geven aan het eind van de dienst.
Om zo de verantwoordelijkheid van de dienst eigenlijk af te schudden. Gezien bovenstaande gedachtegang kan dat dus eigenlijk niet.
Beter is het om bij een andere gelegenheid (liever niet direct na de dienst) met de predikant het gesprek aan te gaan over datgene wat volgens de ouderling van dienst niet in orde was.
Daarbij is het natuurlijk maar de vraag of de andere kerkenraadsleden het misnoegen van de ouderling van dienst delen.
Pas als een predikant herhaaldelijk zaken zegt of doet die volgens de kerkenraad niet in orde zijn, kan hem of haar te kennen worden gegeven dat de kerkenraad daarvoor geen verantwoordelijkheid kan dragen.
De handdruk van de ouderling van dienst aan de voorganger heeft dus een duidelijke functie in de dienst, naar de voorganger en naar de gemeente toe. Het is dan ook van belang dat deze zichtbaar voor de gemeente gegeven wordt.